Gastcolumn Chemie Magazine

Hieronder staat een gastcolumncolumn die ik op naam van de Scheikundejongens schreef. Deze column verscheen mei 2012 in Chemie Magazine, het maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI).

Nederlandse chemie als een boeddhistische mandala

Zal de chemie in Nederland uitsterven? Een belachelijke vraag. Toch kom ik die steeds vaker tegen op blogs, LinkedIn, conferenties en documentaires. Is dit net zoiets als vragen of Frankrijk wel een vakantieland blijft? Laat ik kort uitleggen welk probleem mensen vrezen, en wat volgens mij het échte gevaar is.

Een reden voor dit uitsterven is dat er te weinig bètastudenten zouden zijn, plus dat het er steeds minder worden. Studenten zijn namelijk de onderzoekers van de toekomst, dus als er nu te weinig goede studenten in Nederland zijn, zijn er over enkele decennia te weinig (Nederlandse) onderzoekers. Dan zal het vanzelf slechter gaan met de chemische industrie. Ondertussen maakt het kabinet studeren duurder met langstudeerboetes, het afschaffen van de studiefinanciering voor masterstudenten en duurdere tweede masters. Dat begrijp ik niet, want tegelijkertijd wordt er gepocht dat Nederland een kenniseconomie is.

Een andere reden is dat Nederlandse studenten de verkeerde eigenschappen zouden hebben. Tot op heden heb ik alleen nog geen duidelijke lijst van talenten kunnen vinden die de typische Nederlandse bèta zou moeten bezitten. Ja, van die vage skills als leiderschap, initiatiefrijk en creativiteit. Maar maakt dat een student tot een betere wetenschapper of tot een beter mens?

Aldo Brinkman is promovendus aan de TU Delft. Daar doet hij onderzoek naar veldeffect-transistorsensors. Samen met Mark Vis, promovendus aan de Universiteit Utrecht, blogt hij op http://scheikundejongens.nl.

Wat voor soort onderzoekers zijn er nodig voor een rooskleurige toekomst? Hier bij mij op het lab werken drie soorten promovendi: 1) De buitenlandse student. Deze soort onderzoeker zal alleen naar Nederland blijven komen, als er genoeg geld voor hem is. 2) De Nederlandse student die altijd in Nederland zal blijven. Studenten zoals deze zullen het de komende tijd erg lastig krijgen door bezuinigingen en hij zal nog maar moeten afwachten of de Nederlandse kenniseconomie over vijf jaar nog wel iets voorstelt. 3) De flexibele Nederlandse student die met het grootste gemak naar het buitenland verhuist. Deze laatste is de vleesgeworden investering die als water door de vingers weg sijpelt. Op dit moment zijn er genoeg slimme onderzoekers in Nederland, maar als die niet actief tevreden worden gehouden, vertrekt een gedeelte naar het buitenland.

Terugkerend op de vraag: bestaat de Nederlandse chemie over twintig jaar nog? Ja, natuurlijk. De laboratoria van nu zijn geschikt en de chemici zijn slim. Al moeten beleidsmakers goed begrijpen dat een goed lab opbouwen tijd kost. De chemie blijft goed door internationale reputatie, ervaringen van de vaste onderzoekers en de langdurig goede sfeer. Het opheffen kan in no time. Vergelijk het met de Tibetaanse zand-mandala’s: prachtige kunstwerken van gekleurd zand die door boeddhistische monniken worden gestrooid. Het maken kost ervaring, geduld en rust. Ze vernietigen kan iedere politicus in een oogwenk.